Voor ouders

Veelvoorkomende termen uit het Jenaplan

OUDERS EN JENAPLAN. In het Jenaplanonderwijs worden specifieke begrippen gebruikt. Hieronder een verklaring van deze woorden met een verwijzing naar artikelen, waarin deze toegelicht worden.

Basisactiviteiten: de vier sociale basisactiviteiten gesprek, spel, werk en viering vormen de leidraad voor de planning van een dag en week. Naast sociale basisactiviteiten onderscheidt het Jenaplan innerlijke basisactiviteiten als (over)denken, filosoferen, onderzoeken en waarnemen.

Basisprincipes: de twintig uitgangspunten van het jenaplanonderwijs over ons mensbeeld (5), ons beeld van de samenleving (4) en de consequenties ervan voor wat er in de school moet gebeuren (11). 

Gesprek: de eerste van de vier basisactiviteiten. Kinderen gaan in hun stamgroep met elkaar in gesprek. Meestal in een van de vele kringvormen.

Jenaplan: een onderwijsvorm die in 1924 is ontstaan met als doel kinderen op te voeden tot actieve, zelfverantwoordelijke mensen, die zich deel voelen van hun samenleving. Het Nederlandse Jenaplan kwam op vanaf de jaren '50-'60 in de vorige eeuw en ontwikkelde zich verder. Er zijn in Nederland zo'n 175 jenaplanscholen, waarvan 3 middelbare scholen.

Jenaplanessenties: tien vaardigheden die kinderen nodig hebben om actieve, zelf verantwoordelijke medeburgers te worden: ondernemen, plannen, samenwerken, creëren, presenteren, reflecteren, verantwoorden, zorgen voor, communiceren en respecteren.

Kinderraad/Kinderparlement: een groep kinderen, die meedenkt en meebeslist over zaken die de school en henzelf betreffen. Iedere stamgroep kies de eigen vertegenwoordigers.

Kindvolgsysteem: een systeem voor stamgroepleiders om alle ontwikkelingen van kinderen te volgen en te noteren.

Leef- en werkgemeenschap: een groep mensen/kinderen die met elkaar samen leven en werken. De stamgroep is zo’n gemeenschap, net als de jenaplanschool als geheel.

Nederlandse Jenaplanvereniging (NJPV): de vereniging van erkende Nederlandse Jenaplanscholen.

Mensenkinderen: het digitale blad van de Nederlandse Jenaplanvereniging. Alle artikelen en het archief zijn ook voor ouders en andere betrokkenen kosteloos in te zien.

Ouderparticipatie: naast betrokken zijn bij de ontwikkeling van hun kinderen nemen ouders ook actief deel aan en denken ze mee over activiteiten en het beleid op school.

Passend onderwijs: het uitgangspunt is dat alle kinderen een plek moeten krijgen op een school dit past bij hun kwaliteiten en hun mogelijkheden. Doel is om elk kind uit te dagen het beste uit zichzelf te halen.

Pedagogisch klimaat: het geheel van alle aanwezigen en gecreëerde factoren, die invloed hebben op het welbevinden van kinderen. Bijvoorbeeld de manier waarop kinderen en groepsleiders met elkaar omgaan, de sfeer in de groep en het werken met tafelgroepen.

Peter Petersen: hoogleraar opvoedingswetenschappen in Jena. De grondlegger (1884 – 1952) van het Jenaplan.

Portfolio: een verzameling van werkstukken door het kind samengesteld en waarmee het zijn vorderingen laat zien.

Ritmisch weekplan: een rooster bestaand uit de basisactiviteiten gesprek, spel, werk en viering, waarbij een afwisseling van spanning/inspanning, zelfstandig/geleid, alleen/samen zichtbaar is.

Spel: de tweede van de vier basisactiviteiten. Spelen is de meest spontane vorm van leren.

Stamgroep: een groep waarin kinderen van verschillende leeftijden zitten. Zo kan wederzijdse hulp gemakkelijk plaatsvinden, bijvoorbeeld door oudere kinderen die jongere groepsgenoten wegwijs maken en kunnen kinderen op hun eigen niveau en tempo werken.

Stamgroepleider: de leraar, leerkracht, meester of juf.

Tafelgroep: het sociale karakter van de stamgroep krijgt vorm bij de samenstelling van tafelgroepen. Oudere en jongere kinderen zitten bij elkaar. Zij werken samen, helpen elkaar bij het oplossen van problemen en leren zo respect op te brengen voor een ander.

Viering: de vierde van de vier basisactiviteiten, waarbij een groep of school stilstaat bij een bijzondere gebeurtenis door middel van creatieve werkvormen. Een voorbeeld is de weeksluiting, waarin kinderen laten zien waar ze mee bezig geweest zijn en wat ze geleerd hebben.

Werk: de derde van de vier basisactiviteiten. Het leren van de basisvaardigheden lezen, taal en rekenen, maar ook het werken aan wereldoriëntatie en bijvoorbeeld het voorbereiden van een leeskring. Dat kan in de vorm van instructie en door zelfstandig werken.

Weeksluiting: de afsluitende viering van een week, waarbij stamgroepen laten zien wat ze die week hebben gedaan en geleerd.

Wereldoriëntatie (ook genoemd: Stamgroepwerk): hart van het Jenaplanonderwijs, waarbij kinderen de wereld om hen heen verkennen en ontdekken, meestal vormgegeven in thema's en projecten.

www.jenaplan.nl: de website van de Nederlandse Jenaplanvereniging (NJPV).