Voor ouders
OUDERS EN JENAPLAN. Wereldoriëntatie noemen we het – de manier waarop leerstof geïntegreerd wordt aangeboden in projecten of thema’s. Een ander woord ervoor is stamgroepwerk, waarmee wordt aangegeven dat de kinderen samen aan de slag zijn met een bepaald thema. Vaak krijgt een thema levensecht en ervaringsgericht vorm doordat de kinderen samen bespreken welke vragen ze allemaal hebben bij een bepaald onderwerp. Dat kan door de stamgroepleider voorbereid zijn, maar ook voortkomen uit iets dat de kinderen zelf bezighoudt.
Door: Geert Bors
De groep zit in de kring. De meester heeft zojuist een voorwerp in het midden gelegd. Een alledaagser ding is nauwelijks denkbaar: gewoon een luciferdoosje. Hij nodigt de kinderen uit stil te worden, niet door erom te vragen maar door hoe hij door de kring loopt. Hij gaat eens op een afstandje staan en kijkt naar het kleine voorwerp. Knikt een keer nadenkend. Loopt weer naar het midden, pakt het doosje op, schuift het laadje een paar keer van voor naar achteren open en dicht. “Hmm”, knort hij. Hij weegt een lucifer op zijn hand en stopt hem terug. Hij bekijkt de afbeelding op het doosje en wrijft zijn vinger over de ruwe zijkant. Nog altijd zegt hij niets.
Zo kent de groep hun meester. Beetje een theaterman, altijd in voor een grapje. Eerst klonk er nog wat gegrinnik hier en daar, maar de stilte in de groep lijkt nog wel iets intenser te zijn geworden. Het is de stilte van concentratie, van kijken en bestuderen, van nieuwsgierigheid naar wat de meester doet. Wat hij doet, is hen bij dat ‘puntje-van-je-stoel’-gevoel brengen. Bij de verwondering. Want als ze even later om beurten iets mogen vragen over (eigenlijk: aan) dat luciferdoosje, is de vragenstroom bijna oneindig: hoe kan het dat een lucifer aangaat tegen die zijkant? Waar is dat kopje van gemaakt? Is het giftig? Waarom kan een lucifer maar één keer aan? Maar ook: hoe lang is een lucifer? Wat weegt hij? Hoeveel passen er in een doosje? Hoeveel meter heb je als je alle lucifers uit een doosje achter elkaar legt? Hé, wat is dat voor vogel die daar bovenop getekend staat? En die letters – wat is dat eigenlijk voor taal? Wat heeft die vogel met lucifers te maken? Van wat voor hout is zo’n stokje gemaakt? Is een lucifer duurzamer dan een aansteker? Hoe maak je van een boom luciferstokjes?
Waar we ons hier bevinden, samen met de kinderen, heet de observatiekring, een van de vele kringvormen in het jenaplanonderwijs. Dit type kring heeft de functie om de onderzoeker in het kind wakker te schudden. De activiteit die hier opgestart wordt, heet ‘wereldoriëntatie’, ook wel ‘stamgroepwerk’ genoemd [zie dit filmpje]. Beide namen vertellen je iets van wat hier de bedoeling is: wereldoriëntatie gaat over hoe het kind zich verhoudt tot wat het in de wereld tegenkomt. Hoe maak je er kennis mee, hoe verhoud je je ertoe, hoe maak je er kennis van? De stamgroepleider brengt de kinderen in contact met grote vragen en gidst hen van eerste verwondering naar het zoeken van antwoorden. Dat laatste doen de kinderen zelf, maar begeleidt door hun stamgroepleider. Eerst worden de vragen door de groep geclusterd in logische gehelen. Het valt op hoe een schijnbaar simpel luciferdoosje vragen oproept die gaan over taal en rekenen, over geografie, geschiedenis en biologie, zelfs over natuur- en scheikunde. Kennis uit verschillende vakgebieden komt samen in een betekenisvol geheel.
Uiteraard betekent dat dat er een goede basis moet zijn, van waaruit kinderen kunnen gaan werken. De meester roept de inhoudsmaten in herinnerring, die zijn langsgekomen in de rekeninstructie. En pas heeft de groep lang gepraat over Scandinavië door een item daarover in het Jeugdjournaal. Hij helpt het ene groepje te formuleren wat ze precies willen uitzoeken en wat ze ervoor nodig hebben dat te bereiken. Een tweede groepje wordt op weg geholpen met hoe je kunt uitzoeken uit welke taal een woord komt. Een derde groep komt er zelf wel uit hoe je kunt meten met een liniaal die te kort is voor je rij stokjes. De meester maakt slechts een terloopse opmerking: “En hoe zouden jullie het nu nog preciezer kunnen meten?”
Omdat iedereen samen, maar met eigen vragen, aan hetzelfde project werkt, noemen we het ook stamgroepwerk. Aan het eind van de dag, in de evaluatiekring, worden de eerste bevindingen gedeeld. Maar de onderzoekshonger blijkt nog niet gestild, merkt de meester. Soms kan een observatiekring of bijvoorbeeld een onverwacht diepe vraag van een kind of verontwaardiging over die onoverzichtelijke verkeerssituatie voor de school zomaar leiden tot iets dat zich ontwikkelt tot een compleet project. Als je over die verkeerssituatie een brief aan de burgemeester of de politie schrijft, komen die misschien wel kijken en praten in de schoolwoonkamer, en voor je het weet, kan het ook een vraag worden in de gemeenteraad.
Het is aan de stamgroepleider om te zorgen dat passende leerdoelen langskomen en geïntegreerd worden, en dat het project loopt zolang de motivatie en nieuwsgierigheid voortduren. Alle vier de jenaplanbasisactiviteiten – gesprek, spel, werk en viering – kunnen er hun plek in krijgen. Zeker ook die laatste, want een geslaagd project met veel grote ontdekking verdient het om tijdens de weeksluiting in een creatieve vorm overgebracht te worden op de rest van de school en de ouders.
Geert Bors is hoofdredacteur van jenaplanvakblad Mensenkinderen