 Zoals Peter Petersen het een eeuw geleden deed, zo reisden vijftien Jenaplanners van 10 tot 13 april naar de Oost-Duitse deelstaat Thüringen. Petersen vertrok destijds uit Hamburg, waar hij succesvol vernieuwingswerk gedaan had als leraar, schoolleider en onderzoeker. Aan de universiteit van Jena wachtte hem een post als hoogleraar onderwijskunde en pedagogiek. Ruim een half jaar later, bij de start van het schooljaar na de Paasvakantie in april 1924, openden de deuren van de oefenschool die aan zijn leerstoel verbonden was. Dat moment mag gezien worden als de start van het Jenaplan als vernieuwingsconcept.
Zoals Peter Petersen het een eeuw geleden deed, zo reisden vijftien Jenaplanners van 10 tot 13 april naar de Oost-Duitse deelstaat Thüringen. Petersen vertrok destijds uit Hamburg, waar hij succesvol vernieuwingswerk gedaan had als leraar, schoolleider en onderzoeker. Aan de universiteit van Jena wachtte hem een post als hoogleraar onderwijskunde en pedagogiek. Ruim een half jaar later, bij de start van het schooljaar na de Paasvakantie in april 1924, openden de deuren van de oefenschool die aan zijn leerstoel verbonden was. Dat moment mag gezien worden als de start van het Jenaplan als vernieuwingsconcept.
"Toen ik in het dorpsschooltje stond, drong het pas goed tot me door dat Petersen het idee van de stamgroep niet uit het luchtledige geplukt had, maar dat hij het zélf doorleefd had" - Ingrid Nagtzaam
Jenaplanopleider Ingrid Nagtzaam is een van de weinige reisgenoten die eerder in Jena is geweest. Zij was er zeventien jaar geleden al bij, toen het JAS een reis door Duitsland ‘in de voetsporen van Petersen’ organiseerde. Ze had destijds een historische ervaring – een sensatie van een direct contact met het verleden, waarin de grenzen tussen toen en nu voor even opgeschort lijken: “We waren in Petersens geboortedorp Grossenwiehe in Noord-Duitsland en bezochten er het dorpsschooltje waar hij als kind gezeten had. Nu zaten er meer kinderen, in drie groepen, maar destijds was er één meester en één klas met alle kinderen van 6 tot 15 bijeen. Toen ik daar stond, drong het pas goed tot me door dat hij het idee van de stamgroep niet uit het luchtledige geplukt had, maar dat hij zélf doorleefd had hoe het is om als kind samen te zijn met de hele school, met alle leeftijden. ‘Dit is een manier om de problematische beperkingen van het leerklasjaarsysteem te doorbreken. Zo leer je samenleven’, moet hij tot in zijn vezels gevoeld hebben. Ik vond dat heel indrukwekkend.”
 Inspiratie van de Bauhaus-architecten
Inspiratie van de Bauhaus-architecten
Ingrids HetKan-collega Anite van Oijen maakte de reis voor het eerst en liet zich onderdompelen in heden en verleden: “We kwamen eerst in Weimar, een kleine, gemoedelijke, open stad. In de gebouwen en op de pleinen voel je de geschiedenis – een stad van componisten en schrijvers, maar ook van de Weimarrepubliek, het tijdvak waarin Petersen en Hans Wolff de oefenschool begonnen. Wat me in de stad trof, net als in Jena, was de rust. De Duitse bevolking lijkt minder schreeuwerig dan de Nederlandse.” Of, voegt ze er met een glimlach aan toe: “Misschien hebben ze het concept ‘stilte’ al meer omarmd.”
"De Duitse bevolking lijkt minder schreeuwerig dan de Nederlandse. Misschien hebben ze het concept ‘stilte’ al meer omarmd” - Anite van Oijen
Ook Anite zag historische connecties oplichten. Weimar is de geboorteplaats van de kunststroming Bauhaus, waarvan de stichter Walter Gropius terug wilde naar de basis van het handwerk. Volgens hem bestond er geen verschil tussen de kunstenaar en de ambachtsman. De architectuur en meubels van het Bauhaus kenmerken zich door strakke lijnen, eenvoudige vormen, kortom: hun functionaliteit. Anite: “Je gaat anders kijken naar gebouwen en voorwerpen. Het mooist van dat al is dat Petersen bevriend raakte met een aantal Bauhaus-kunstenaars en dat de belangrijke jenaplangrondgedachte ‘vorm volgt functie’ zijn inspiratie vindt in het Bauhaus! Dat vind ik zo’n mooie link.”
Om een gevoel voor de stad te krijgen, beklom Inge Willem de Carl Zeiss-toren, “om Jena eens te overschouwen vanuit de hoogte. De stad ligt prachtig in een vallei met wat heuvels eromheen.” De schoolleider van Hippo’s Hof in Gent wist het meteen zeker toen de uitnodiging voor de reis in haar mailbox landde: “Het leek een ‘once-in-a-lifetime’-kans en het bleek ook een ‘once-in-a-lifetime’-ervaring.” Daarover zijn alle reizigers het eens, en dan niet zozeer door de geschiedenis die spreekt uit de heuvels, de straten en de gebouwen, maar vooral door de ontmoeting met drie oud-leerlingen, uit de begintijd van het Jenaplan.
Alle leeftijden, samen op het plein
Daarover zo meteen alles en meer. Eerst naar de bezoeken aan het hedendaagse jenaplanonderwijs op scholen in Jena en Weimar. Meerdere reizigers viel op hoe vanzelfsprekend en ongedwongen de kinderen van alle leeftijden door elkaar heen bewogen. Cathelijne Dirkmaat, stamgroepleider op de Krullevaar: “De rust en relaxedheid waarmee kinderen, jong en oud, met elkaar omgingen was gewoon ontroerend.” Opleider Anite van Oijen: “Wat me trof was het schoolplein. Alle leeftijden spelen er samen. Geen hekken, geen afgeschermde gebieden. Oudere jongens die rugbyden naast drie zesjarige meisjes die er op dezelfde meters met hun barbies speelden. Er is niet één keer een bal bij de meisjes gekomen. Eén keer kwam hij in de buurt en je zag de jongens hun verantwoordelijkheid nemen: ze schoven wat op en riepen iets geruststellends naar de meisjes.”
"Wat me trof was het schoolplein. Alle leeftijden spelen er samen. Oudere jongens die rugbyden naast drie zesjarige meisjes die er op dezelfde meters met hun barbies speelden" - Anite van Oijen
Ingrid vult aan: “De schoolleider vertelde dat er vanuit het team een voorstel was geweest om de pleintijd naar leeftijdsgroepen in te delen, maar daar waren de kinderen tegen in het verweer gekomen. ‘Wij willen samen kunnen zijn’, zeiden ze. Het team zag al snel ook dat dat beter was: er was meer gedoe op het plein toen er een leeftijdsindeling geprobeerd werd dan toen de kinderen allemaal samen waren.”
Wandelend door de school viel het Anite op dat er werd gezongen en gemusiceerd. “Dat deed me goed. Ik zie dat zelden nog op Nederlandse scholen en het is een enorm gemis, voor alle gebieden waarop de mens zich ontwikkelt.” Met dezelfde opmerkzaamheid liep de Vlaamse schoolleider Inge Willem rond: “Onze bezoeken waren grondig voorbereid en we konden ons vrij bewegen om zoveel mogelijk indrukken op te doen. Ik zal vele gelijkenissen zoals pantoffels aan de voeten en heterogene groepen, maar ook verschillen, zoals de leeftijdsindeling met kinderen van 6 tot 18 samen in een school, de lesroosters, wie er allemaal in een stamgroep komt als volwassene, de lege gangen, de gemengde speeltijd, prachtige pleinen met veel hoekjes, parcours en sportvelden.”
 Geen vroege selectie in Duitsland
Geen vroege selectie in Duitsland
Moniek Bergsma, projectleider op KiiM, een twee jaar geleden gestarte school voor kinderen van 10 tot 18, deed daarvan het meest uitgebreid verslag aan haar team. Over hoe de onderwijswetgeving per deelstaat geregeld is. Over hoe het Duitse systeem geen speciaal onderwijs kent en het systeem daarmee per definitie inclusief is ingesteld. Over hoe op de school in Weimar die ze bezocht het onderwijs tot en met leerjaar 9 (het derde jaar voortgezet onderwijs bij ons) zowel horizontaal als verticaal blijft ingesteld op diversiteit in het samenleven en samen leren: met leerjaar 7 en 8 vormt het negende jaar één stamgroep.
Daarnaast: anders dan in Nederland zijn de kinderen in leerjaar 9 nog niet ingedeeld naar hun uitstroomprofiel. De vaak bekritiseerde doorstroomtoets en het schooladvies aan het eind van de Nederlandse basisschool waarmee kinderen al op hun twaalfde voorgesorteerd worden, bestaat er niet: pas na leerjaar 7 (onze brugklas) vindt er een gesprek plaats tussen school, ouders en kind, waarbij de school een prognose geeft hoe het kind verwacht wordt zich te ontwikkelen na leerjaar 9. Zien de ouders dat anders, dan zijn zij het die bepalen welk programma in leerjaar 8 aangeboden wordt. Eind leerjaar 8 – het eerste jaar dat kinderen cijfers krijgen – is er opnieuw een gesprek en bepaalt de school het uiteindelijke uitstroomprofiel. Bottomline: de kinderen blijven tot hun 15e bij elkaar en opstromen blijft mogelijk.
In haar verslag volgt Moniek de interesses van haar eigen school-in-ontwikkeling, ook als het gaat om de manieren waarop het onderwijsinhoudelijk aanbod is gestructureerd. In Weimar zijn er onderwerpen die in de hele stamgroep worden aangeboden, waarbij de hele groep werkt aan dezelfde leerdoelen. Maar ook is er onderwijsinhoud die per leerjaar aangeboden wordt, waarin de leerdoelen gedifferentieerd worden in basis- en verdiepingsstof. “Van een structurele volledige vakkenintegratie voor het totale aanbod, gedurende het gehele schooljaar, is geen sprake”, schrijft Moniek: het is een wensbeeld van haar eigen school. Deels komt dat omdat het Weimarse team bestaat uit ‘generalisten’ en ‘specialisten’ (vakdocenten, in Duitsland ook al in de onderbouw), noteert ze: “Een grotere mate van vakkenintegratie had men wel geprobeerd, maar dit was niet goed gelukt omdat niet alle vakdocenten zich voldoende senang voelden om ook buiten het eigen vak-/leergebied de kinderen te begeleiden. Maar ook de kinderen hadden baat bij aparte vakken, zo benoemde een van de docenten.”
Stamgroepavond van team en ouders
Ingrid Nagtzaam merkte op hoe het gebruik van computers geminimaliseerd is, zeker tot en met groep 5. De lokalen hebben geen digibord. “In de huidige wereld vind ik het van lef getuigen dat je zo duidelijk kiest voor ‘eerst gaan we ons tot elkaar verhouden; de grote wereld komt daarna. Rekenen zoeken we eerst zelf uit – googelen is voor later.’ Dat deze Duitse scholen niet meehobbelen met alle digitale trends, maar met lef en zelfbewustzijn zelf blijven nadenken, voel je in de hele schoolcultuur.” Hoeveel methodes in Nederland hebben inmiddels hun instructies niet in filmpjes voor op het digibord verpakt, verzucht Ingrid: “Dan druk jij als leerkracht op de instartknop van een instructiefilmpje en laat je je letterlijk aan de kant zetten. Sta je daar, terwijl een digitale leraar een spellingscategorie of een deelsom uitlegt. Dat is toch jouw werk? Jij weet toch wie jouw kinderen zijn en wat ze nodig hebben?”
"Dat deze Duitse scholen niet meehobbelen met alle digitale trends, maar met lef en zelfbewustzijn zelf blijven nadenken, voel je in de hele schoolcultuur” - Ingrid Nagtzaam
Een van de Jenaplanscholen in Jena werd op de bonnefooi bezocht door de Nederlandse reizigers. De school was leeg, maar de groep werd hartelijk ontvangen en direct volgde er een lange rondleiding. Een van de inspirerende aspecten daar, ook voor schoolleider en NJPV-voorzitter Harry Havekes: de schoolleider organiseert er iedere maand een stamgroepavond voor ouders. Ingrid: “Een stamgroepleider bereidt een inhoudelijk thema voor en dat wordt samen besproken. Nadien wordt er ook gevierd, met een borrel. Het zijn avonden om het echt, als team en ouders, samen over opvoedkundige onderwerpen te hebben, zodat ouders en school elkaar weten te vinden en ondersteunen.”
 Jenaplan: actueel én dicht bij de bron
Jenaplan: actueel én dicht bij de bron
“Door de vele interessante uitwisselingen is mijn overtuiging nog groter geworden dat het jenaplanconcept zowel actueel is, als heel dicht bij de bron in Jena en 1924”, schrijft Inge Willem: “Er was veel herkenning over de lands- en taalgrenzen heen. Ik zag meer verschillen tussen het Duitse en Vlaamse onderwijssysteem als geheel dan tussen hoe jenaplanscholen in Duitsland en Vlaanderen ons eigen concept interpreteren en neerzetten.”
Daarmee is Anite van Oijen het eens: “We hadden vaak aan één woord genoeg. We begrijpen elkaar volledig in het concept: de pedagogiek voert de boventoon en is voelbaar als je over kinderen en hun ontwikkeling praat.” Cathelijne Dirkmaat ondervond dat ook: “De jenaplanvisie geeft mensen het gevoel dat ze Jenaplan zíjn in plaats van ‘jenaplanonderwijs geven’.” Naast alle inspiratie die de Nederlands-Vlaamse delegatie opdeed, kijken de Duitse jenaplanscholen ook graag naar ons, merkte Ingrid: “In Duitsland, ook door de omvang van het land en de deelstaatstructuur, is Jenaplan veel minder een geheel. Ze zijn behoorlijk onder de indruk van de samenwerkingen die er in Nederland zijn.
"De jenaplanvisie geeft mensen het gevoel dat ze Jenaplan zíjn in plaats van ‘jenaplanonderwijs geven’" - Cathelijne Dirkmaat
Al die indrukken, al die uitwisselingen, maakten ook onderling de tongen los. Aan eettafels en in de bus werden scherpe inhoudelijke gesprekken gevoerd. “Ik denk”, stelt Anite van Oijen, “dat wij weer eens goed na mogen denken over het langer bij elkaar houden van leeftijden. We zijn ergens bang voor. Op de Thüringse scholen hebben we weer gezien dat juist het mengen van leeftijden alleen maar oplevert, in positieve zin. En niet alleen sociaal. Neem die projectweek op de school in Weimar, waar de kinderen schoolbreed konden kiezen uit 42 thema’s. Daar zag je de oudste en de jongste met elkaar leren.”
 Als een paal boven water
Als een paal boven water
KiiM-projectleider Moniek tekende uit die onderlinge gesprekken citaten op: “Jenaplanonderwijs is te lang vooral een pedagogisch concept geweest. De didactiek heeft te weinig aandacht gehad. Juist de integratie van pedagogiek en didactiek kan het onderwijs versterken.” In de loop van de jaren, zeker sinds de jaren van sociale media en de online-loopgravenstrijd tussen pedagogen en didactici, tussen ‘kind-centraal’ en ‘leerstof-centraal’, heeft het Jenaplan zich wat al te veel in één hoek van de onderwijsdiscussie bewogen of laten drukken, zo lijkt de consensus. Ingrid: “Als je meer ‘Vom Kinde aus’ denkt, betekent dat niet dat alles door het kind bepaald mag worden. Het betekent wél dat je kinderen ziet, dat je hoge verwachtingen hebt van ieder kind, passend bij dat kind, en dat je de juiste middelen zoekt om dat kind te prikkelen zichzelf helemaal te laten zien in zijn talenten, zijn karakter, zijn persoon. Wat in alles als een paal boven water blijft staan: het Jenaplan als gemeenschapsschool. Hier leren we van en met elkaar.”
Moniek beschreef het zo: “De veronderstelling dat wanneer we de kinderen uitdagen en prikkelen zij zelf in staat zijn om goede onderzoeksvragen te stellen, klopt niet. Het werkt alleen als er eerst door de docent goede kennisoverdracht heeft plaatsgevonden.” Het is een balanceeroefening die al in het allervroegste Jenaplan zat: met stevig cursorisch aanbod én vrijer, vakoverstijgend stamgroepwerk. Met gesprek, spel, werk en viering. Met pedagogisch sensitieve docenten die ook met trots de kinderen de wereld lieten zien via hun inhoudelijke vakkennis. Dat de buitenwacht daar bedenkingen bij had, was een eeuw geleden al zo. Moniek: “De oud-leerlingen – nu allemaal in de 90 – vertelden dat in de jaren ’30 andere ouders tegen hun ouders zeiden dat ze niet naar de jenaplanschool zouden moeten gaan, want daar waren ze alleen maar aan het spelen. Dit was niet waar, zo zeiden ze: er werd veel instructie en veel uitleg gegeven.”
 De kwestie Petersen
De kwestie Petersen
Aan één onderwerp ontkwam de groep niet: op deze Oost-Duitse geboortegrond van het Jenaplan is er ook de heikele kwestie van Peter Petersens rol in het tijdvak 1933-1945. Nee, lid van de NSDAP, de partij van Hitler, is Petersen nooit geweest. Verplicht vlagvertoon en portretten van de Führer werden op de school tot een minimum beperkt. Petersen bleef gehandicapte en joodse kinderen opvangen in zijn school, zo weten we uit meerdere getuigenissen. Ook had hij, vlak voor de machtsovername door de nazi’s in 1933, nog twee artikelen geschreven in het tijdschrift van de socialistische onderwijshervormer Célestin Freinet, over de broederschap van alle mensen en het Jenaplan als een vorm van vredeseducatie. Maar toch… na de machtsovername ontvluchtte hij het land niet, zoals zijn Bauhaus-vrienden en andere kunstenaars, schrijvers en denkers wel deden. In plaats daarvan schreef hij enkele brieven en zo’n vijftien artikelen in nazi-tijdschriften, die zich laten lezen als een knieval naar het regime.
Het is een kwestie die al veel langer bekend is. Een van de Nederlandse jenaplanontwikkelaars uit de pioniersgeneratie, Kees Vreugdenhil, maakte het tot een thema in zijn proefschrift (1992). Op bepaalde punten ziet hij waar Petersens evangelisch-christelijke opvattingen gevaarlijke overlap hadden met de – vaak moedwillig mistige – denkbeelden van het naziregime; op andere punten zijn zijn opvattingen over mens, maatschappij en onderwijs juist volstrekt tegengesteld. Vreugdenhil concludeerde dat Petersen niet verbonden was aan het regime, maar “zijn werk zo succesvol mogelijk trachtte in te voegen in de nieuwe orde, zonder daarbij zijn basisinzichten te verloochenen en zonder veel concessies te doen aan uitgesproken nationaal-socialistische denkbeelden en activiteiten.”
Hartmut Draeger beschreef het in 2008 in een pakkend beeld toen hij stelde dat Petersen heeft geprobeerd ‘de tijger te berijden’ en dat ‘die riskante onderneming uiteindelijk leidde tot een pijnlijke val tegen een onmetelijk hoge prijs’
Bezie je de brieven en artikelen echter buiten de context van Petersens hele leven en werk, dan schrik je. De Duitse onderzoeker Benjamin Ortmeyer rakelde de kwestie opnieuw op in 2008 en veroorzaakte een storm, die er onder andere toe leidde dat het Petersenplein in Jena een nieuwe naam kreeg, net als een aantal jenaplanscholen. De Duitse jenaplangemeenschap liet zich niet onbetuigd, deed zelfonderzoek en concludeerde dat Petersen ernstige misstappen aan te rekenen zijn, maar dat hij ergens ook een tragische figuur was, zoals hij met zijn grootse ambities vermalen raakte in de politieke stormen van zijn tijd. Was het naïviteit? Opportunisme? Angst? Blindheid? Een combinatie? De Duitse jenaplanner Hartmut Draeger vatte het in 2008 in een pakkend beeld toen hij stelde dat Petersen heeft geprobeerd ‘de tijger te berijden’ en dat ‘die riskante onderneming uiteindelijk leidde tot een pijnlijke val tegen een onmetelijk hoge prijs’.
 ‘Ik ervoer het trauma van een natie’
‘Ik ervoer het trauma van een natie’
De nagalm van dat alles dreunt na voor de Duitse jenaplanners. “Het was heel triest om te zien wat het heeft gedaan met de verspreiding en de uitstraling van het concept”, merkte Anite van Oijen op. “Onze gastheren en -vrouwen hadden het er nog zichtbaar moeilijk mee.” “In Jena en omstreken ligt de Tweede Wereldoorlog nog heel gevoelig”, zag Cathelijne Dirkmaat. “Zeker tot 2012 speelde deze discussie een grote rol. Nu waren ze blij dat Edwin met een trots ‘100 jaar Jenaplan’-busje rondrijdt, hoewel ze het wel spannend vonden dat er een foto van Petersen op staat.” Inge Willem vult aan: “Wat ik voelde en hoorde in Duitsland is het trauma van een natie. Het nationaal-socialisme, daarna het communisme, de DDR, Rusland… De figuur van Peter Petersen ligt gevoelig. Hij viel uit de gratie, hij maakte fouten en wordt moeizaam gerehabiliteerd. Dit trauma zit niet in Nederland en België en dat is voelbaar in gesprekken met alle mensen die we ontmoetten.”
Harry Havekes, die voorafgaand aan zijn schoolleiderschap promoveerde op geschiedenisdidactiek, noemde de kwestie ook in het verslag aan zijn team in Boxmeer. Hij hield het bij de feiten die hij gehoord had. Desgevraagd reflecteert hij: “Dat Petersen geprobeerd heeft om het jenaplanconcept door te laten gaan is helder. Dat hij daarin ver heeft meebewogen, lijkt ook onomstreden. De naam Peter Petersen wordt in Duitsland gemeden na het debat erover in 2008-2012. Ik heb begrepen dat er in Duitsland twee stevige wetenschappelijke studies zijn verschenen – de eerste veroordeelt Petersen zeer nadrukkelijk; de tweede wetenschapper die een vervolgstudie heeft gedaan komt in 2012 tot een milder oordeel. Als wetenschapper heb ik nu te weinig informatie om tot een slotoordeel te komen.”
“Ik realiseer me goed dat het heel complex en genuanceerd ligt”, gaat Harry verder. “Ik vind de recente serie ‘De Joodse Raad’ daar geweldig gezicht aan geven: de twijfel, het al dan niet meebewegen en inschatten wat dan goed is. Geen eenvoudige zaak. En als ik dan lees dat de opperrabbijn heeft aangegeven dat hij anders is gaan denken over de Joodse Raad – het was fout, maar misschien lag het ingewikkelder – dan vind ik dat illustratief voor de complexiteit. Het gaat erom hoe je de feiten interpreteert vanuit ons perspectief: als historicus heb je de taak om het in zijn tijd te duiden en daarna mag je daar vanuit onze kennis, waarden en normen over oordelen.”
"Als historicus heb je de taak om het in zijn tijd te duiden en daarna mag je daar vanuit onze kennis, waarden en normen over oordelen" - Harry Havekes
Inge Willem zag hoe er grote vitaliteit schuilt in het blijven nadenken over en doorontwikkelen van het concept. De zware last van het verleden nam ze niet waar in hoe er op de scholen gewerkt en geleefd wordt met de kinderen. “We ontmoetten heel intelligente en gedreven schoolleiders, allemaal belangenbehartigers van het concept. Ik denk dat zij allen de essentie van het gedachtegoed heel goed overbrengen naar vandaag.”
 Drie krasse negentigers
Drie krasse negentigers
Ingrid Nagtzaam merkte ook “wat voor enorme emotie er op het onderwerp lag”. Bij haar eerste reis, 17 jaar geleden, was het geen thema geweest. “Wat me vooral aangreep, is hoe lastig het is om er iets zinnigs over te zeggen. Ook de oud-leerlingen kwamen erop terug. Ze waren er heel vurig over hoe de discussie hen gekrenkt had. ‘Jij leefde niet in die tijd, jij kende Petersen niet. Jij hebt niet gezien hoe wij in de school samenleefden. Jij hebt niet gezien hoe Petersen een kind uit haar rolstoel tilde en de school in droeg. Hoe kun je zo’n scherp oordeel vellen?’”
Ja, de oud-leerlingen die in de jaren ’30 op de eerste jenaplanschool zaten. De ontmoeting met hen vormde voor alle reizigers het absolute hoogtepunt van de reis. Cathelijne Dirkmaat: “Om te mogen zijn op die plek waar de allereerste school is opgericht. In de ruimtes te zijn die we allemaal van de prachtige oude foto’s kennen. En het gesprek met de oud-leerlingen ga ik van mijn leven niet meer vergeten.” Inge Willem: “Met de ganse groep bezochten we de universitaire oefenschool. Het legendarische gebouw huisvest momenteel een volkshogeschool, maar we konden de sfeer van de klaslokalen opsnuiven. Het belangrijkste van dat bezoek waren de oud-leerlingen. Drie krasse negentigers, die vertelden over hun wedervaren in de school in de jaren ’30.”
"Het antwoord van oud-leerlinge Renate omvatte echt de essentie van Jenaplan. Ik besefte door haar betoog dat het concept nog steeds standhoudt in 2024" - Inge Willem
“Een van de oud-leerlingen, Renate Hoffmann, kreeg de vraag wat ze van het Jenaplan had meegenomen in haar verdere leven”, gaat Inge verder, “Ze bracht in drie minuten een alomvattende reflectie, waar ik heel erg aangedaan van was. Haar antwoord omvatte echt de essentie van Jenaplan. Ik besefte door haar betoog dat het concept nog steeds standhoudt in 2024.”
 Van de nacht naar de dag
Van de nacht naar de dag
Uit die alomvattende reflectie brengt Moniek een aantal aspecten over in haar verslag. Over hoe de jenaplanschool vanaf het begin een inclusieve school was: “Er waren ook kinderen aanwezig met een beperking”, zei een van de oud-leerlingen, “We hadden het gevoel dat we er óók voor hen waren. We hebben geleerd tolerant en hulpvaardig te zijn.” Over hoe oud-leerlinge Renate vertelde hoe ze ‘leerde te leren’. “En dat is iets heel bepalends omdat het je gedurende je hele beroepsontwikkeling begeleidt.” Kinderen leerden goed omgaan met materialen en gereedschap, op weg naar een beroepsopleiding. Maar ook leerde je met literatuur omgaan, bronnen zoeken en hoe die te gebruiken.” Je vrij uitspreken en je werk presenteren maakten ook deel uit van de brede vorming.
“Renate Hoffmann had eerst op een reguliere school gezeten. Toen ze naar de jenaplanschool mocht was dat een verandering alsof je ‘van de nacht naar de dag ging’, vertelde ze. Het was een heel fijn gevoel om in een gemeenschap opgenomen te worden. Het was het gevoel met vreugde te mogen leren en dat maakt al het verschil: dat je met vreugde leert, dat je nieuwsgierig bent naar wat het nieuwe schooljaar brengt, wat je nieuwe boeken brengen.”
"Het was het gevoel met vreugde te mogen leren en dat maakt al het verschil: dat je met vreugde leert, dat je nieuwsgierig bent naar wat het nieuwe schooljaar brengt" - Renate Hoffmann
Er werd vanuit gegaan dat elk kind eigen mogelijkheden heeft – bij de een komen die wat eerder, bij de ander wat later. De leraren, zo vertelde Renate Hoffmann, “kietelden die talenten uit elk kind naar boven.” Haarzelf werd verteld dat ze zowel mogelijkheden en interesses had op het gebied van de natuur- als van de geesteswetenschappen. Op dat moment kon ze daar nog niet zoveel mee, maar inderdaad bewandelde ze later beide paden, als wetenschapsjournalist en schrijfster. “Het is toch heel bijzonder dat je door de school en door de pedagogische instelling van je leraar op het pad wordt gezet dat in jou sluimert. Daar ben ik heel, heel dankbaar voor.”
 Groepsgerichte en mensvormende bedoelingen
Groepsgerichte en mensvormende bedoelingen
Niet de hele tijd liep er een opname mee met het gesprek. Harry Havekes hoorde hoe het Jenaplan van destijds een mooie balans tussen cursorisch en projectwerk koos. Hoe er stevig gewerkt werd aan taal, rekenen, geschiedenis, om later op de dag projectwerk te doen – soms met vaste onderwerpen, andere keren meer met een eigen invulling. De ene keer met een grote groep, soms in kleinere groepjes of individueel. “Ja, er waren hoge verwachtingen”, beaamt Ingrid Nagtzaam: “De kinderen en hun stamgroepleiders deden de dingen niet half. Er was veel uitleg, veel cursorisch aanbod. Alles werd goed voorbereid en onderbouwd.”
Ingrid herinnert zich hoe Renate Hoffmann ook vertelde dat ze wat bang kon zijn voor de lange, statige verschijning van Petersen, maar ook graag zijn hand wilde vasthouden. “En oud-leerlinge Ulli Wittich-Grosskurth zei dat als er iets speelde in de groep er niemand naar huis ging tot het opgelost was. Niet omdat de stamgroepleider de kinderen binnenhield, maar omdat het van de kinderen zelf uitkwam: wij gaan niet naar huis, als het niet oké is.”
Oud-leerlinge Ulli, die een carrière had gehad als keramiekkunstenaar, maakte een opmerkelijk punt, zo vertellen onder anderen Ingrid en Moniek. “Ze zei: ‘Wat ik op deze school geleerd heb, is om een eigen mening te ontwikkelen en me uit te spreken. Dat heeft ertoe geleid dat ik in de DDR-tijd nooit lid geworden ben van de communistische partij en nooit het insignespeldje gedragen heb, hoewel je dan meer opdrachten kon krijgen.’”
"Het concept blijft vitaal en blijft in ontwikkeling, het gesprek blijft gaande, door iedereen die er zijn bijdrage aan levert" - Edwin Solen
Wat je eruit kunt opmaken, is dat in deze kinderen uit de vroegste jenaplanjaren de groepsgerichte en mensvormende bedoelingen van het Jenaplan nadrukkelijk tot bloei gekomen zijn. Wat zij als kind hebben ervaren, hebben zij een leven lang meegenomen en belichaamd. Het Jenaplan is daarmee zijn grondlegger ontstegen. NJPV-directeur Edwin Solen stelt treffend: “Het grootste inzicht dat ik heb meegenomen, is dat het concept nog veel sterker is dan ik gedacht had. Door alle decennia heen, ook in Duitsland. Het concept blijft vitaal en blijft in ontwikkeling, het gesprek blijft gaande, door iedereen die er zijn bijdrage aan levert. Daarmee is het concept groter en belangrijker dan individuele personen.”
5 reacties