Na een lange zomervakantie ben ik volledig uit mijn schoolritme gegleden, alsof ik per ongeluk op de glijbaan van een tropisch zwembad ben beland en er maar niet vanaf kom. Dat uit ritme raken gebeurt terloops, geleidelijk. Meestal begin ik na drie weken vrije tijd nerveus met mijn vingers te trommelen. Dan denk ik: kom maar door, ik wil weer aan het werk! Maar nee, in de vierde week leg ik me erbij neer dat het nog even duurt. Tegen de tijd dat week zes zich aandient – wanneer het Grote Opstarten begint – ben ik inmiddels zo ontregeld dat iedereen met een wijde boog om me heen loopt. Met wallen die groter zijn dan de duinen van mijn geliefde Terschelling, sleep ik me met tassen vol spullen naar school.
Op die eerste dag van de voorbereidingsweek houd ik me vooral bezig met het herinrichten van onze ‘schoolwoonkamer’. Nou ja, niet alles natuurlijk, want hé, de kinderen kunnen dat prima zelf. De meeste planten logeren nog bij de kinderen thuis, net als onze wandelende takken en vissen, de zogenaamde huisdieren die ons gebrek aan een schattige schoolhond of konijn compenseren. Dus ja, de boel is nog wat kaal, maar zodra de kinderen binnenkomen, fleurt de hele ruimte op. Dat geldt trouwens ook voor mijn humeur – dat heb ik inmiddels wel geleerd.
Dag 2 gaat ietsje beter. Ik begin met het maken van planningen voor de eerste periode, althans, mijn collega's doen dat en ik knik af en toe instemmend of brom er iets ondefinieerbaars tussen. Vervolgens bedenk ik hoe ik mijn ‘nieuwe’ stamgroep ga opstarten. Terwijl ik het eerste rekenprogramma in elkaar flans en allerlei kampzaken regel (want we gaan al in week 3 met de hele school naar het mooie Brabant), hoor ik plots mijn collega roepen dat we de activiteiten voor de Gouden Weken nog moeten uitstippelen.
Hoezo zijn alleen die eerste weken van goud?
Ik voel hoe mijn wenkbrauwen beginnen te fronsen. De Gouden Weken. Het is zo’n gevleugelde term voor iets dat volstrekt vanzelfsprekend lijkt – natuurlijk bouw je vanaf de start aan sfeer en verbondenheid in je groep – dat hij al eeuwig lijkt te bestaan. Maar hoezo zijn alleen die eerste weken van goud? En sinds wanneer gebruiken we die term eigenlijk? Ik heb het eens nagezocht en kwam toen het boekwerk ‘De Gouden Weken – Groepsvorming en ouderbetrokkenheid’ (2011) tegen. Op zijn blog schrijft auteur Boaz Bijleveld dat het boek en de term voortkwamen uit een theorie-naar-praktijk training rond groepsvorming in de jaren 2000-2010. Hij schreef nog een versie 2.0 en hield zich ook bezig met de ‘Zilveren Weken’, om na de kerstvakantie en aan het einde van het schooljaar het groepsproces een extra onderhoudsbeurt te geven.
Hoewel ik Bijleveld zie stellen dat het groepsproces permanent onderhoud vergt, wordt zo’n term toch gaandeweg wat platter geïnterpreteerd en neigt de ‘functie’ tot ‘vorm’ te verworden. Zo worden de Gouden Weken al te gemakkelijk dat standaard openingsthema voor het nieuwe jaar. Ik bedoel, geven we niet altijd het beste van onszelf? Oké, misschien niet in de opstartweek, want dan ben ik mezelf nog een beetje kwijt, maar vanaf de eerste schooldag straal ik weer.
Dit zijn de weken waarin wat Petersen de ‘Groepswet’ noemt soepel in werking treedt: ‘in de stamgroep mag alleen gebeuren wat iedereen samen wil en wat ervoor zorgt dat het lokaal een fijne, ordelijke en mooie plek blijft’.
Ik ken het zo goed, dat magische begin van het schooljaar waarin alles nog kraakvers is. Nieuwe schriften, frisse potloden, stralende gezichten. Kinderen zitten nog netjes op hun stoelen, de juf is nog niet uitgeput, en zelfs die ene grote plant in de hoek leeft nog. In deze weken leg je de basis, zeggen ze. Dit zijn de weken waarin wat Petersen de ‘Groepswet’ noemt soepel in werking treedt: ‘in de stamgroep mag alleen gebeuren wat iedereen samen wil en wat ervoor zorgt dat het lokaal een fijne, ordelijke en mooie plek blijft’.* De groepsdynamiek wordt zorgvuldig gesmeed en als stamgroepleider heb je het idee dat alles goed komt. Maar laten we eerlijk zijn: na die eerste weken komt de realiteit vaak om de hoek kijken. Die zorgvuldig opgebouwde groepssfeer? Die wordt sneller afgebroken dan een zandkasteel bij vloed.
Kinderen ontwikkelen zich het hele jaar door
Waarom eigenlijk alleen in de startweken die nadruk op groepsvorming, veiligheid en vertrouwen? Laten we de waarheid onder ogen zien: de groep verandert voortdurend. Eenmaal onderweg lijkt het soms alsof je te maken hebt met een heel andere groep dan waarmee je in september begon. Alsof de herfststorm niet alleen buiten raast, maar ook binnen in de klas. Nieuwe vriendengroepen ontstaan, irritaties komen boven drijven, en die mooie groepsregels? Tja, die verdwijnen vaak ergens in oktober onderin de tas van een kind, samen met die vergeten banaan.
Waarom stoppen na vier of zes weken? Want eerlijk is eerlijk: naarmate de winter aanbreekt, merk je dat die groepsvorming weer wat aandacht nodig heeft. Het is een beetje alsof je een plant hebt gekocht, hem vier weken liefde en water geeft en dan denkt: ‘Zo, dat was het, succes ermee!’ Voor je het weet, staat diezelfde plant – of in dit geval, je stamgroep – er treurig bij.
Daarnaast is het niet zo dat kinderen na die eerste weken klaar zijn met hun persoonlijke ontwikkeling. Ze groeien, zowel letterlijk als figuurlijk. Die stille jongen achterin blijkt in februari ineens een geweldige leider te zijn in groepswerk en die praatgrage zesdejaars vooraan? Die kan in april ineens worstelen met motivatie en lijkt in de war door een ingewikkelde kwestie als het gelijknamig maken van breuken of – nog erger – een stamgroepgenoot die zijn plaats aan het raam wil inpikken. Een stamgroep is altijd in beweging en daar leren kinderen heel veel van.
Petersens Grondregels voor groepsleiders
Petersen heeft ooit een aantal grondregels voor groepsleiders opgesteld**. Het zijn richtlijnen ten bate van het groepsproces, het leren samenleven en de groeiende zelfstandigheid van de kinderen daarin. Regels die jou als stamgroepleider oproepen om consequent en duidelijk te zijn. Niet te doen alsof, maar jezelf te zijn en te weten wat je wilt en het goede voorbeeld te geven. En met de oproep om steeds de relatie te leggen met het ‘wij’ van de groep, opdat de kinderen het niet ‘voor de juf of de meester’ doen. Er is één regel die mij altijd het meest is bijgebleven: realiseer je dat het verval van een stamgroep begint met kleinigheden. Hecht daar betekenis aan.
Dat klinkt simpel, maar de boodschap erachter is krachtig. Het betekent dat je als stamgroepleider continu met je groep moet stilstaan bij wat er gebeurt. Wat gaat er goed en waar dreigen we van het pad af te raken? En hoe verhouden die gebeurtenissen zich tot de groepswet? Dat vraagt om consequent handelen. Want zodra je iets negeert, begint er een klein balletje te rollen. En voordat je het weet, groeit dat balletje uit tot een lawine die het zorgvuldig opgebouwde pedagogische weefsel van je stamgroep uiteenscheurt.
'Realiseer je dat het verval van een stamgroep begint met kleinigheden. Hecht daar betekenis aan' (uit: Grondregels voor de stamgroepleider, Petersen)
Ik overdenk hem nog een keer, die groepswet, omdat hij eigenlijk zo eenvoudig is: in de stamgroep mag alleen gebeuren wat iedereen samen wil en wat ervoor zorgt dat het lokaal een fijne, ordelijke en mooie plek blijft. Utopisch? Misschien. Maar verrassend genoeg werkt het vaak écht zo. En ja, die groepswet geldt ook voor jou als stamgroepleider. Waarom zou jij erbuiten vallen?
Elke dag een nieuwe kans op een gouden sfeer
Waar gaat het eigenlijk het hele jaar om in een stamgroep? Niet om iedereen in hetzelfde tempo vooruit te duwen, maar om het samen creëren van een structuur waarin iedereen kan floreren. Met vrijheid, respect, en vooral veel geduld – want waar meerdere kinderen samen zijn, is het nooit saai.
Als je de Gouden Weken het hele jaar door zou laten duren, blijf je investeren in die groei en veranderingen in de stamgroep. Want geen enkele stamgroepleider wil halverwege het jaar opnieuw de groepswet moeten uitvinden met de groep, of zien dat de dynamiek van de groep is veranderd in een strijdtoneel dat zelfs Napoleon zou intimideren. Door het hele jaar aandacht te besteden aan de groepswet blijven kinderen betrokken èn gemotiveerd.
Laten we afspreken: de Gouden Weken zouden eigenlijk nooit moeten stoppen. Elke week, elke dag, elk moment is een kans om die gouden sfeer neer te zetten en vast te houden. Wie weet, misschien bloeit die plant in de hoek dan ook eindelijk eens echt op.
Hilde Paulsen was stamgroepleider, is redacteur van Mensenkinderen en opleider voor HetKan. Je vindt haar via www.sterkvoordeklas.nl.
Fotografie:
Brandaris Terschelling: Teun de Jager (pixabay)
Startbord: meisjedevos (pixabay)
Kinderen in het bos: Joop Luimes (cover MK166 Freinet)
Verder lezen?
* Zie 'Het Kleine Jenaplan' (Petersen, 1927) pp. 37, maar ook 'Van didactiek naar onderwijspedagogiek' (Petersen 1937), paragraaf 2.4.1., p.72 en pp. 73-78.
** Zie ''Van didactiek naar onderwijspedagogiek' (Petersen 1937), paragraaf 5.3.3 De grondregels van de kunst om kinderen te begeleiden die zich vrij kunnen bewegen, vrij kunnen werken en zich vrij voelen', pp. 178-181
1 reactie