Mijn kring. 28 kinderen. Zwijgend. Elkaar niet aankijkend. Wat ga ik doen?

Het waarom van de kring (2)

Normaal is Hilde Paulsens kring heel levendig. Volop gesprek, altijd verhalen. Maar nu zitten haar kinderen onderuitgezakt, armen over elkaar, stil, starend naar de grond in het midden van de cirkel. Hilde overweegt haar opties: het woord nemen? En dan lijmen, pleasen, pleiten? Ze besluit tot het tegenovergestelde.
Door Hilde Paulsen

Het is stil. Niemand zegt of doet wat. Zo stil zijn ze nooit. Meestal wordt er volop gesproken, gediscussieerd of verteld. Vandaag niet. Ik kijk de kring rond. Ze zitten onderuitgezakt, armen over elkaar. Ze zijn er, maar toch ook niet. Van verbinding is geen sprake; er zitten 28 individuen naast elkaar in plaats van met elkaar. Je kunt een speld horen vallen. Ze kijken elkaar niet aan, maar staren naar het midden van de kring alsof daar de aard van hun zwijgzaamheid ligt.

Ik overweeg mijn opties. Wat zal ik doen? Het woord nemen? Lijmen, smeken, pleasen, pleiten? Of houd ik mijn mond en zeg ik niks. Neem ik gewoon deel aan de stilte en zwijgzaamheid. Wie weet wat dat oplevert. Ik besluit tot het laatste, omdat alles wat ik zou willen zeggen eigenlijk niet gezegd hoeft te worden. Dat weten ze namelijk al. Ik zou het kunnen zeggen, om de boel nogmaals samen te vatten of te benadrukken. Maar zou dat echt iets toevoegen?

‘Elk ingrijpen met woorden is voor meer dan 90% verkeerd en schiet zijn doel voorbij’, schrijft Petersen in Het kleine Jenaplan.
 

Petersen schreef in Het kleine Jenaplan: “Elk ingrijpen met woorden is voor meer dan 90% verkeerd en schiet zijn doel voorbij.” Die uitspraak van Peter Petersen lijkt streng, bijna overdreven misschien. Maar wie in de praktijk kijkt, voelt meteen hoe raak hij is. Want hoe vaak niet onderbreken we een kind in wat het aan het doen is? Hoe vaak niet vullen we in, verbeteren we, sturen we bij – met de beste bedoelingen, ongetwijfeld, maar net op het verkeerde moment?

We zijn als opvoeders en stamgroepleiders vaak geneigd om snel in te grijpen. Om uit te leggen, te corrigeren, de boel te duiden of gedoe voor te zijn. Maar in die haast en goedbedoelde sturing ontnemen we het kind soms iets waardevols: het zelf denken, het zelf voelen, het zelf proberen. Petersen pleit voor terughoudendheid. Voor vertrouwen in het proces, ook als dat rommelig of traag lijkt. Voor het durven verdragen van het niet-weten, de stilte, het zoeken. Niet elk moment hoeft gevuld te worden met woorden. Soms is onze grootste bijdrage… het even laten.

Ik voel dat er enkele kinderen naar mij kijken. Hun blik is vragend: ‘wat gaat zij doen?’ Het is ongemakkelijk, deze stilte, dat voelen zij ook. Ze willen dat er een eind aan komt. Dat het weg gaat en dat we weer verder kunnen met de dag. Ik weet dat als we dit nu niet met elkaar oplossen, het tussen ons in blijft staan en het samen leren, leven en werken zal beïnvloeden.

Ik dwaal weer af naar een stukje uit het kleine boekje (tip: lees het heel vaak, je gaat het vanzelf snappen). Petersen was ook helder over de pedagogische situatie, dat deze niet altijd 'soepel' moet verlopen. Hij schreef over het opzoeken van schuring: momenten waarin het schuurt, wringt of botst zijn vaak momenten van groei. Daar gebeurt iets wezenlijks. Het kind wordt uitgedaagd, aangesproken op autonomie en verantwoordelijkheid. En ook de volwassene wordt daarin gevormd: door geduld, zelfreflectie, of juist het durven begrenzen.

‘Dat geduld... daar ben ik niet zo goed in. Dus ook ik ben nu aan het leren.’
 

Dat geduld... daar ben ik niet zo goed in. Dus ook ik ben nu aan het leren. In mijn hoofd komt er van alles voorbij wat ik zou willen zeggen of zou kunnen doen. Met één druk op de knop kan ik deze situatie verhelpen. Ik doe het niet. Nog niet althans. Iemand schraapt zijn keel en alle hoofden kijken direct op. Gaat er nu iemand wat zeggen? Wie helpt ze uit deze ellende? Het blijkt een kuchje, geen aanleiding tot een zin. Er volgen meerdere kuchjes en daarna is het weer stil. De klok tikt vrolijk verder. Over twee minuten gaat de bel voor de pauze. Wat zal er dan gebeuren? Staan ze op en gaan ze naar buiten? Blijven ze zitten, wachtend op een teken van mij?

Dan gaat er ineens een vinger van een achtstejaars omhoog. Normaalgesproken gebruiken we geen vingers in onze stamgroep, maar op de één of andere manier lijkt het nu wel op z’n plaats. Blijkbaar moet ik aangeven dat hij iets kan zeggen, dus ik knik en de andere kinderen staren hem aan. “Het is bijna pauze.” Ik knik nog een keer. “Dus… kunnen we straks naar buiten?”, vraagt hij. De groep kijkt weer naar mij. “Wat vind jij?”, vraag ik. De hoofden bewegen weer zijn kant op.

Hij aarzelt, zoekt met zijn ogen hulp bij de anderen. Niemand zegt iets. De stilte wordt zwaarder. Het voelt alsof we precies daar zijn waar we moeten zijn. In het midden van het ongemak. In de schuring. “Ik weet het niet”, zegt hij uiteindelijk. “Misschien moeten we nog iets zeggen tegen elkaar. Of zo.”

‘Het voelt alsof we precies daar zijn waar we moeten zijn. In het midden van het ongemak.’
 

En dan gebeurt het. Iemand aan de overkant van de kring haalt haar schouders op. “Ik vond het gewoon stom daarnet. Dat niemand luisterde en iedereen gewoon door de viering heen praatte.” Ze kijkt naar de grond. Maar haar woorden hangen nog in de kring. Ze vervolgt: “En dan daarna doen alsof het maar een klein groepje was, maar iedereen praatte en toen werd iedereen boos. En nu zitten we hier…”

Langzaam komt er beweging. Geen grote woorden, geen opgeheven vingertjes. Maar brokjes eerlijkheid. Voorzichtig uitgesproken. Zonder script. Zonder tussenkomst van mij. Ik zit erbij en kijk. Ik hoef niks te doen, niks samen te vatten, niks recht te trekken. Ze zijn het zelf aan het doen. Samen. En dat is precies de bedoeling.

Als de bel gaat, blijft het even stil. Niemand beweegt. Dan staan ze op. Iemand zegt: “Zullen we straks na de pauze nog even verder praten?” De rest knikt. En dan gaan ze. Naar buiten. Naar de pauze. Naar frisse lucht.

Ik blijf nog even zitten. In de leegte van de kring, die ineens toch heel vol aanvoelt. Denk aan Petersen en zijn stellige uitspraak over die 90 procent . Ik glimlach. Soms, misschien wel meestal, is zwijgen het beste wat je kunt doen.

Hilde Paulsen was stamgroepleider en is opleider voor HetKan. Je vindt haar via sterkvoordeklas.nl.

Thema ‘Het waarom van de kring’: Jenaplanners? Die zitten in de kring! Dat weet iedereen met een beetje onderwijskennis. Maar vaak wordt dan gedacht aan een plichtmatige weekendkring. Dat is niet wat het Jenaplan met een kring bedoelt, want wij kennen de actualiteitenkring, de themakring, de vrije tekstkring, de klassenvergadering, de observatiekring,… Vele vormen, met heel verschillende inrichtingen, heel verschillende rollen voor de kinderen en de stamgroepleider en heel verschillende bedoelingen. Hoeveel kringvormen heb jij in je groep? Mensenkinderen biedt de komende periode een waaier aan praktische opties en achtergronden.

Achtergrondfoto: Walk of Silence, Pixabay creative commons

1 reactie

  • Wat een fantastisch voorbeeld van ,burgerschapsonderwijs' in een school waar zwijgen en stilte een pedagogische situatie kan zijn.
    Geweldig Hilde!

Reageer op dit artikel

Direct contact met de redactie?

Geert Bors, hoofdredacteur Mensenkinderen: mensenkinderen@njpv.nl