Een tijdje geleden nam een beginnende, wat bedachtzame stamgroepleider deel aan de jenaplanopleiding. Ze was nog maar net afgestudeerd van de Pabo en zei dat ze vooral voor het jenaplanonderwijs had gekozen, omdat ze ‘voelde dat het klopte’, zonder precies te kunnen uitleggen waarom. Iets later tijdens dezelfde bijeenkomst, vertelde ze hoe ze pas een keer ‘s ochtends tijdens de blokperiode stil was gaan zitten in de kring. Zonder iets te zeggen. Gewoon om even te observeren. Een meisje dat normaal gesproken onrustig was en voortdurend om aandacht vroeg, keek haar even aan en begon toen geconcentreerd te werken. Zonder woorden, zonder aansporing, zonder plan, gewoon door haar aanwezigheid.
Later vertelde ze: “Ik dacht dat ik iets moest doen, iets moest zeggen. Maar ik merkte op dat moment dat het blijkbaar genoeg kan zijn als ik er gewoon ‘ben’. Dat had ik nooit bedacht, het gebeurde gewoon.” Toen we die middag met de achtergronden van het Jenaplan aan de slag gingen, wees ze meteen de kernwaarde ‘vertrouwen’ aan. “Dat is dus wat er gebeurde, denk ik,” zei ze. “Zij voelde dat ik haar vertrouwde. En toen ging het vanzelf.” Ze kon het nog altijd niet precies onder woorden brengen. Maar daar, in dat kleine moment, zat iets wat groter was dan zijzelf.
Een vraag die blijft echoën
Het is zo'n vraag die een beetje blijft echoën, ook als een gesprek al lang voorbij is: Waarom doe je wat je doet? Een eenvoudige vraag misschien, maar als ik hem hardop stel tijdens een introductiecursus of opleiding Jenaplan, dan gebeurt er iets. Alsof er zich een doorgang opent, onzichtbaar tot dat moment, naar waar het echt om draait: Petra Wagemaker zei er in Mensenkinderen over dit soort momenten dat Petersen het dan heeft over Begeisterung. Bezieling komt dicht in de buurt.
In de introductiecursus stel ik deze vraag vaak ergens halverwege. Wanneer we samen praten over de pedagogische opdracht die je jezelf stelt als stamgroepleider. Over wat je kinderen eigenlijk gunt. En waarom je dat op déze manier doet; in een stamgroep, met kringen, vieringen, blokperiode en stamgroepwerk. Dan valt het gesprek vaak even stil. Niet ongemakkelijk, maar nadenkend. In die stilte schuift de verwonderingsvraag als vanzelf mee aan tafel: Waarom doen we het eigenlijk zó?
Ik merk dan dat jonge of beginnende stamgroepleiders hun werk vaak intuïtief doen. Ze hebben de boeken van Petersen nog niet gelezen, zijn nog niet bekend met de 20 basisprincipes, maar zeggen dingen als: “Het voelt gewoon goed om het zo te doen.” En eerlijk is eerlijk: dat is prachtig. Want waar gevoel zit, zit vaak ook overtuiging en daar begint bezieling. Die onbewuste bekwaamheid is een kracht. Maar het wordt pas echt interessant als we samen de tocht durven maken van doen wat goed voelt naar weten waarom je doet wat je doet.
Dat proces verloopt zelden via een rechte lijn. Het begint soms oppervlakkig, met een open vraag of een herkenbare situatie uit de stamgroep. Zoals die over impulsbeheersing: dat moment waarop je als stamgroepleider alles in je voelt roepen om in te grijpen, maar besluit: nee, ik blijf even zitten. Op mijn handen. Stil. Wachten vraagt moed. De ander laten bewegen vraagt vertrouwen. In dat samenspel openbaart zich pedagogische kracht en bezieling.
“Dit is niet alleen een visie op onderwijs, dit gaat over hoe je kijkt naar mensen, naar samen leven, naar wat jij wezenlijk belangrijk vindt.”
Als we vervolgens samen de basisprincipes erbij pakken, dan begint het echt te stromen. Dan komen de voorbeelden, de anekdotes, de verhalen over kinderen en over jezelf. Er ontstaat ruimte voor reflectie en in die ruimte gebeurt het: het gesprek verdiept, raakt, brengt iets in beweging. Het ‘waarom’ wordt zichtbaar en daarmee ook het ‘waartoe’. Langzaam verschuift het gesprek van denken naar voelen, van uitleggen naar doorleven. Het besef groeit: dit is niet alleen een visie op onderwijs, dit gaat over hoe je kijkt naar mensen, naar samen leven, naar wat jij wezenlijk belangrijk vindt in je werk èn in je persoonlijke leven. Vaak komen dan ook de persoonlijke kernwaarden bovendrijven: woorden als vertrouwen, verantwoordelijkheid, vrijheid, verbinding. Niet als abstracte idealen, maar als ankers in het dagelijks handelen. Het is precies in die verschuiving dat de vonk overslaat en dat wat je doet, betekenis krijgt.
Getrainde intuïtie
“Weten wat te doen wanneer je niet weet wat te doen”, zo omschrijft Max van Manen ‘pedagogische tact’. Petersen gebruikt die term ook. Het valt niet samen met het fenomeen ‘intuïtie’, maar het is wel zoiets als een getrainde intuïtie, een houding van aandachtigheid in je groep, die je bewust blijft voeden. Dat doe je als jonge stamgroepleider door ‘vlieguren’ te maken, dingen uit te proberen, ervaring op te doen, maar ook door het jenaplanconcept door te werken, te leren doorvoelen en daarover het pedagogische gesprek te voeren.
Zo werkte het ook voor de stamgroepleider in de jenaplanopleiding. Zij leerde haar bedachtzaamheid omarmen en het te zien als een kracht in haar manier van leiding geven aan de groep. Citaten van Petersen over ‘de school van het zwijgen en de stilte’ kwamen terug in haar verslagen, net zoals voor haar collega’s het doordenken van andere begrippen uit het Jenaplanconcept, de viering bijvoorbeeld, heel goed paste bij hun stijl. Sommige pedagogen noemen dat embodied knowledge, belichaamde kennis. Maar ik noem het liever bezielde kennis; wanneer wie je bent, waar je voor staat en wat je doet, in één lijn vallen. Dan gaat het niet om goed lesgeven volgens het boekje, maar om handelen vanuit verbinding. Dat is precies waar het in Jenaplan om draait.
Bezieling in het Jenaplanonderwijs is geen grote, zweverige term. Het is iets kleins en tegelijk groots. Het zit in keuzes die je maakt, in momenten waarop je jezelf bevraagt, in de manier waarop je je verhoudt tot kinderen, ouders, collega’s. Het zit in taal, in rituelen, in vertrouwen. Maar vooral: het begint bij de vraag waarom. Waarom kies je voor deze vorm van onderwijs? Waarom werk je met stamgroepen? Waarom wil je dat kinderen medeverantwoordelijk zijn? Waarom is samen leven even belangrijk als leren rekenen?
Als we dat gesprek blijven voeren, met onszelf en met elkaar, dan blijft het onderwijs bezield. Dan worden ook die 20 basisprincipes niet zomaar principes, maar een levende uitnodiging om het elke dag een beetje beter te doen. Niet omdat het moet. Maar omdat je voelt dat het klopt.
Hilde Paulsen was stamgroepleider en is opleider voor HetKan. Je vindt haar via sterkvoordeklas.nl.
Foto landschap: Larissa Rand; foto oog: Subin (Pexels, creative commons)
0 reacties